De obesitasparadox


Patiënten met ernstig overgewicht hebben bij een operatie weliswaar een langere operatietijd, meer bloedverlies en vaker wondinfecties, hun overleving op langere termijn is beter dan van patiënten met een gezond gewicht.

Dat blijkt uit een observationeel onderzoek onder bijna 4300 patiënten die in 2005 en 2006 werden geopereerd in het Erasmus MC (BMC Anesthesiol. 2015;15:112).

Elke Tjeertes en collega’s van onder meer het Erasmus MC verdeelden de patiënten in gewichtsklassen op basis van hun BMI: onder de 18,5 kg/m2 was ondergewicht, tot 25 kg/m2 gezond gewicht, daarboven tot 30 kg/m2 overgewicht en boven 30 kg/m2 was er sprake van ernstig overgewicht of obesitas. De onderzoekers includeerden alle patiënten van wie de BMI was en die tijdens de onderzoeksperiode werden geopereerd. Ze corrigeerden voor tal van potentiële confounders, zoals leeftijd, geslacht, operatierisico, comorbiditeit en type anesthesie.

Van de obese patiënten ontwikkelde bijna 11% wondinfecties, evenveel als de patiënten met ondergewicht, en ruim dubbel zo veel als patiënten met een gezond gewicht (4,8%). Ook de operatietijd was langer (gemiddeld 50 min, vergeleken met 39 min bij gezond gewicht).

De mortaliteit binnen 30 dagen was vergelijkbaar met die van patiënten met een gezond gewicht (1,3 vs. 1,5%), waarbij gering overgewicht (0,7% mortaliteit) een gunstig effect had en ondergewicht (4%) juist nadelig was. Datzelfde patroon was er ook voor de mortaliteit na een gemiddelde follow-upduur van ruim 6 jaar. Patiënten met overgewicht of obesitas hadden een lagere mortaliteit (hazardratio respectievelijk 0,63 (95%-BI: 0,53-0,75) en 0,71 (0,56-0,89)) en degenen met ondergewicht hadden juist een hoger risico (HR: 2,07; 1,44-2,96).

De auteurs waarschuwen dat chirurgen en anesthesiologen obese patiënten mogelijk extra zorgvuldig volgen en strenger selecteren voor operaties. Ook was de groep patiënten met ondergewicht klein (n = 100). Niettemin lijkt obesitas een minder ongunstige chirurgische risicofactor dan vaak gedacht.

Door Esther van Osselen

Uit: Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:C2694