Al jaren wordt er gedebatteerd over de herkomst van de Indo-Europese talen. Nieuw DNA-bewijs suggereert dat de herders die 4500 jaar geleden rondliepen over de graslanden van het huidige Rusland en Oekraïne de basis legden voor de moderne Europese talen.
De introductie van de landbouw is vaak beschreven als de centrale gebeurtenis in de Europese prehistorie. Het nieuwe onderzoek, dat onlangs is gepubliceerd in het tijdschrift Nature, suggereert echter dat in plaats van een massale migratie van boeren, zoals lang gedacht, er slechts twee migratiemomenten waren. Ten eerste een toestroom uit Anatolië, een regio in het huidige Turkije, en vervolgens een tweede golf mensen die verhuisden naar Midden-Europa uit de steppen van het hedendaagse Rusland, vier millennia later. Deze groepen zouden de Indo-Europese talen hebben meegebracht.
Iosif Lazaridis, een geneticus aan de Harvard Medical School en coauteur van het onderzoek, leverde het bewijs voor deze tweede massale migratie toen hij met collega’s werkten aan de reconstructie van de oorsprong van moderne Europeanen met behulp van DNA uit beenderen van 69 oude bewoners van het continent. De monsters, die varieerden van 3000 tot 8000 jaar oud, werden met elkaar vergeleken en ook met moderne Europese populaties. Zoals verwacht vonden de onderzoekers sporen van oude jager-verzamelaars en de eerste neolithische boeren. Maar er was een onverwacht bewijs voor een massale verplaatsing, ongeveer 4500 jaar geleden, van de bevolking afkomstig uit de vlakten en graslanden van Eurazië, waar Rusland en Oekraïne tegenwoordig liggen.
Een cruciale aanwijzing bij het opsporen van de tweede migratiegolf was de gelijkenis tussen DNA uit 5000 jaar oude botten die zijn gevonden ten noorden van de Zwarte Zee, behorend tot de Yamnaya cultuur, en de overblijfselen van vier mensen die leefden en stierven in de buurt van Leipzig, in het centrum van Duitsland, ongeveer 4500 jaar geleden. De Duitsers waren onderdeel van de Touwbekercultuur, vernoemd naar een aparte stijl van aardewerkdecoratie die destijds zeer gebruikelijk was in het grootste deel van Noord-Europa. De Yamnaya en de touwbekercultuur werden door vijf eeuwen en duizenden kilometers gescheiden, maar ze deelden ten minste 75 procent van hun afkomst, misschien zelfs tot 100 procent.
Het DNA van de mensen uit de touwbekercultuur lijkt weinig op dat van de boeren die duizend jaar eerder in Duitsland woonden. Dit is aanvullend bewijs voor een dramatische, zelfs invasieve, instroom uit het oosten. De oudere botten uit hetzelfde gebied van Duitsland hadden een totaal andere genetische structuur. Het bewijs suggereert dat het maar een aantal generaties duurde voordat de veehoeders van de steppen het genetische en fysieke landschap van Midden- en Noord-Europa domineerden.
Het genetische bewijs van een massale migratie uit de steppen wakkert een oude discussie aan tussen taalkundigen en archeologen over de oorsprong van de Indo-Europese talen. Deze omvatten meer dan 400 talen, van moderne talen zoals Engels, Grieks, Albanees en Pools tot oude talen als het Latijn, Hettitisch en Sanskriet.
Voorstanders van de ‘Anatolische hypothese’ beweren dat de eerste Indo-Europese sprekers boeren waren die leefden in wat nu Turkije is, tienduizend of meer jaren geleden. Zij zouden de taal met zich hebben meegebracht toen ze in Europa arriveerden rond 6000 voor Christus. Een concurrerende theorie, de zogenaamde ‘steppehypothese’, beweert dat de proto-Indo-Europese taal teruggaat naar de open vlaktes en graslanden ten noorden van de Zwarte en de Kaspische Zee, waar de komst van het wiel de ‘steppe-economieën’ revolutioneerde. Voorstanders van deze theorie stellen dat veel Indo-Europese talen woorden delen voor dingen zoals assen, harnaspalen en het wiel, die lang nadat de neolithische revolutie begon in Europa werden uitgevonden.
Dit debat al enige decennia in een impasse. De resultaten van dit onderzoek kunnen volgens de onderzoekers de balans laten doorslaan. Maar er is meer werk aan de winkel. De genetische en taalkundige gegevens ondersteunen het idee dat de Indo-Europese talen in Europa zijn geïntroduceerd via de steppen rond 4.500 jaar geleden, maar het is nog steeds niet duidelijk waar de oudste takken van de talen vandaan komen. Indo-Europese talen zijn mogelijk elders ontstaan, met de stepperoute slechts als één van de vele manieren waarop taal het heeft gered naar Zuid-Europa, Iran en India. De onderzoekers geven dan ook toe dat ze niet helemaal zeker weten of de steppen de ultieme bron van Indo-Europese talen zijn.